Genesis 9:18

18 En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, en Cham, en Jafeth; en Cham is de vader van Kanaan.

Genesis 9:18 Meaning and Commentary

Genesis 9:18

And the sons of Noah, that went forth of the ark, were
Shem, and Ham, and Japheth
These were born before the flood, and went into the ark with Noah, and came out with him; see ( Genesis 5:32 ) ( 6:10 ) and Ham [is the] father of Canaan;
this is observed for the sake of the following history, concerning the behaviour of the one to Noah, and of the curse of the other by him, which would not have been so well understood if this remark had not been made: the father and the son, as they were, related in nature, they were much alike in manners and behaviour. Cush, the firstborn of Ham, is not mentioned, but Canaan, his youngest son, because he was cursed, as Aben Ezra observes; and who remarks that the paragraph is written to show that the Canaanites were accursed, the father of whom this Canaan was; and who is the same Sanchoniatho ^F25 calls Cna, and says he was the first that was called a Phoenician.

---

FOOTNOTES:

F25 Apud. Euseb. Evangel. Praepar. l. 1. p. 39.

Genesis 9:18 In-Context

16 Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken aan het eeuwig verbond tussen God en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op de aarde is.

17 Zo zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.

18 En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, en Cham, en Jafeth; en Cham is de vader van Kanaan.

19 Deze drie waren de zonen van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid.

20 En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard.