Jozua 2:14

14 Toen spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en trouw bewijzen.

Jozua 2:14 Meaning and Commentary

Joshua 2:14

And the men answered her
The two spies:

our life for yours;
or "our souls in your stead to die" ^F9; that is, we engage for the security of your lives, should they be in danger; we promise to die in your room and stead rather than you should: this they said not as though their lives would be required of them for them, but to assure her of the safety of her and her father's house, on the following condition:

if ye utter not this our business;
not their business in searching the land, for the discovery of that would be of little avail after they were gone; for it was known already that there were persons come to search the land; but "this our word" ^F11, what they were going to say to her and bid her do, as a sign of safety to her and hers; which, if she discovered, others would give out the same sign, and then they could not promise her safety; or if she did not take care to bring in her father, mother, brethren, and sisters, and theirs into her house, they could not engage to protect them:

and it shall be, when the Lord hath given us the land;
not the whole land, but Jericho and the laud about it, that when that part of it should be delivered into their hands:

that we will deal kindly and truly with thee;
"kindly", by sparing her and her father's house; "truly", by faithfully performing the promise and oath they made to her.

---

FOOTNOTES:

F9 (twml Mkytxt wnvpn) "anima nostra pro vobis ad moriendum", Pagninus, Montanus.
F11 (hz wnrbd ta) "verbum nostrum hoc", Pagninus, Montanus; "sermonem nostrum hunc", Vatablus, Junius & Tremellius.

Jozua 2:14 In-Context

12 Nu dan, zweert mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid aan ulieden gedaan heb, dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, en geeft mij een waarteken,

13 Dat gij mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden, als ook mijn broeders en mijn zusters, met alles, wat zij hebben; en dat gij onze zielen van den dood redden zult.

14 Toen spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en trouw bewijzen.

15 Zij liet hen dan neder met een zeel door het venster; want haar huis was op den stadsmuur; en zij woonde op den muur.

16 En zij zeide tot hen: Gaat op het gebergte, opdat niet misschien de vervolgers u ontmoeten, en verbergt u aldaar drie dagen, totdat de vervolgers wedergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw weg.