Maleachi 3:13

13 Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?

Maleachi 3:13 Meaning and Commentary

Malachi 3:13

Your words have been stout against me, saith the Lord,
&c.] Hard and strong; they bore very hardly upon him, were exceeding impudent and insolent; murmuring at his providence; arraigning his justice and goodness; and despising his word, worship, and ordinances. Aben Ezra says, this is a prophecy concerning the time to come, that is, the times of the Messiah; and so it describes the Jews in his times.

Yet ye say, what have we spoken [so much] against thee?
or "what have we spoken against thee?" as if they were not guilty in any respect, and as if nothing could be proved against them; and as though the Lord did not know what they had said in their hearts, seeing they had not spoken it with their mouths: though the supplement of our translators, "so much", is confirmed by the Targum, which is,

``and if ye say, how (or in what) have we multiplied speech before thee?''

and so Kimchi observes, that the form in which the Hebrew word is denotes much and frequent speaking: and Abarbinel agrees with him, though he rather thinks it has this sense, "what are we spoken of to thee?" what calumny is this? what accusation do they bring against us to thee? what is it that is reported we say against thee? thus wiping their mouths, as if they were innocent and harmless.

Maleachi 3:13 In-Context

11 En Ik zal om uwentwil den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht voortbrengen, zegt de HEERE der heirscharen.
12 En alle heidenen zullen u gelukzalig noemen; want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de HEERE der heirscharen.
13 Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?
14 Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan, voor het aangezicht des HEEREN der heirscharen?
15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE, en ontkomen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.