Numberi 23:13

13 Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult niet dan zijn einde zien, maar hem niet ganselijk zien; en vervloek hem mij van daar!

Numberi 23:13 Meaning and Commentary

Numbers 23:13

And Balak said unto him
Seemingly satisfied with his answer, however, he could not help himself, and was willing to make the best of him he could, and try what he could do with him another time and elsewhere:

come, I pray thee, with me unto another place, from whence thou mayest
see them;
for he had a mighty notion that both the sight of the people, and the place from whence they were seen, would greatly contribute to answer the end he had in view, cursing the people:

thou shall see but the utmost part of them, and shalt not see them all;
for he thought, either that he was so charmed with so glorious a sight as the regular encampment of such a body of people was, that he could not find in his heart to curse them; or that he was so terrified at the sight of such a vast number of people, that he dared not attempt it; and therefore Balak proposed to have him to a place where he could only see a part of them and not the whole:

and curse me them from thence:
that part, hoping that when he had cursed them he would gradually go on till he had cursed them all: but there is this objection to our version, and the sense it directs to, that Balaam had been brought to a place already, where he had seen the utmost part of the people, ( Numbers 22:41 ) wherefore some read F8 the middle clause in a parenthesis, and in the past tense "(for thou hast seen but the utmost part of them, and hast not seen them all)"; and therefore would have him come to a place where he might see them all, and curse them from thence.


FOOTNOTES:

F8 So Vatablus.

Numberi 23:13 In-Context

11 Toen zeide Balak tot Bileam: Wat hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen doorgaans gezegend!
12 Hij nu antwoordde en zeide: Zal ik dat niet waarnemen te spreken, wat de HEERE in mijn mond gelegd heeft?
13 Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult niet dan zijn einde zien, maar hem niet ganselijk zien; en vervloek hem mij van daar!
14 Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven altaren, en hij offerde een var en een ram op elk altaar
15 Toen zeide hij tot Balak: Blijf hier staan bij uw brandoffer, en ik zal Hem aldaar ontmoeten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.