1 Koningen 22:30

30 En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en kwam in den strijd.

1 Koningen 22:30 Meaning and Commentary

1 Kings 22:30

And the king of Israel said unto Jehoshaphat, I will disguise
myself, and enter into the battle
Change his clothes, his royal robes, and put on others, perhaps the habit of a common soldier; having, it may be, been informed by some deserters or spies, of the design of Benhadad against him. Abarbinel thinks the meaning is, that he would clothe himself with a coat of mail, and take to him the each of the instruments of war, and so go into the battle secure; this seems probable from ( 1 Kings 22:34 ) and this he might do to elude the prophecy of Micaiah:

but put thou on thy robes;
his royal robes, or rather keep them on, that he might appear to be the chief commander of the army. There seems to be a good deal of insincerity and treachery in this conduct of Ahab's, whatever honour he might pretend to Jehoshaphat, or safety he might promise him in such a situation; his view seems to be to save himself at the hazard of the life of Jehoshaphat, especially if the Septuagint version could be established, "and put on my clothes"; which is natural enough, but would have been too barefaced:

and the king of Israel disguised himself, and went into the battle;
as if he had been a common soldier.

1 Koningen 22:30 In-Context

28 En Micha zeide: Indien gij enigszins met vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken! Verder zeide hij: Hoort, gij volken altegaar!

29 Alzo toog de koning van Israel en Josafat, de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead.

30 En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en kwam in den strijd.

31 De koning nu van Syrie had geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij zult noch kleinen noch groten bestrijden, maar den koning van Israel alleen.

32 Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Israel, en zij keerden zich naar hem, om te strijden; maar Josafat riep uit.