1 Kronieken 12:3

3 Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en Jehu, de Anathothiet.

1 Kronieken 12:3 Meaning and Commentary

1 Chronicles 12:3

The chief was Ahiezer, then Joash, the sons of Shemaah the
Gibeathite
Who was of Gibeah, in the tribe of Benjamin, sometimes called Gibeah of Benjamin, and of Saul, it being his birthplace, see ( 1 Samuel 11:4 ) ( 13:1 ) and so these might be some of his kindred: and Jeziel, and Pelet, the sons of Azmaveth;
there is one of this name in the posterity of Jonathan, ( 1 Chronicles 8:36 ) who might be so called after some of his relations: and Berachah, and Jehu the Antothite;
or Anethothite, as the Vulgate Latin version, who was of Anathoth, a city in the tribe of Benjamin, the native place of Jeremiah the prophet.

1 Kronieken 12:3 In-Context

1 Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen.
2 Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.
3 Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en Jehu, de Anathothiet.
4 En Jismaja, de Gibeoniet, was een held onder de dertig, en over dertig gesteld; en Jirmeja, en Jahaziel, en Johanan, en Jozabad, de Gederathiet;
5 Eluzai, en Jerimoth, en Bealja, en Semarja, en Sefatja, de Harufiet;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.