1 Kronieken 2:2

2 Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.

1 Kronieken 2:2 Meaning and Commentary

1 Chronicles 2:15

Thou shalt also take one ram
One of the two he was bid to take, ( Exodus 29:1 ) ;

and Aaron and his sons shall put their hands upon the head of the ram;
confessing their sins, acknowledging their guilt, and by this act transferring the same to the ram, which was to be a burnt offering, and was typical of the imputation of sin to Christ, as before observed.

1 Kronieken 2:2 In-Context

1 Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,
2 Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.
3 De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
4 Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf.
5 De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.