1 Kronieken 26:30

30 Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings.

1 Kronieken 26:30 Meaning and Commentary

1 Chronicles 26:30

And of the Hebronites, Hashabiah and his brethren, men of
valour, a thousand and seven hundred
And supposing the Izharites in the preceding verse to be 1600, these, with those on the other side Jordan, 2700, ( 1 Chronicles 26:32 ) make up just the 6000 officers and judges, ( 1 Chronicles 23:4 ) these

were officers among them of Israel on this side Jordan westward:
in those parts of the land which were on this side Jordan, to the west of it, yet nearer to it than those meant by Israel in the preceding verse; it may respect those that dwelt more remote from Jordan, though on this side also, towards the Mediterranean sea:

in all business of the Lord, and in the service of the king; in things
divine and civil, what appertained to the worship of God, and the support of civil government, and to take care that all the laws were observed, moral, ceremonial, and judicial, and that both the Lord was feared, and the king honoured, and both had what was due unto them.

1 Kronieken 26:30 In-Context

28 Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen.
29 Van de Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk in Israel, tot ambtlieden en tot rechters.
30 Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings.
31 Van de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke helden in Jaezer in Gilead.
32 En zijn broeders waren kloeke lieden, twee duizend en zevenhonderd hoofden der vaderen; en de koning David stelde hen over de Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam der Manassieten, tot alle zaken Gods en de zaken des konings.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.