1 Kronieken 26:31

31 Van de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke helden in Jaezer in Gilead.

1 Kronieken 26:31 Meaning and Commentary

1 Chronicles 26:31

Among the Hebronites was Jerijah the chief, even among the
Hebronites
The posterity of Hebron, the son of Kohath:

according to the generations of his fathers;
a principal man in the families that descended from his ancestors:

in the fortieth year of the reign of David;
which was the last year of his reign, in which year all the above things were done; the distribution of the priests into their classes and courses, and so of the Levites, singers, and porters; as well as the appointment of those several judges and officers employed in divers parts of the land: and particularly in this year those

Hebronites were sought for, and there were found among them mighty men
of valour, at Jazer of Gilead;
a city on the other side Jordan, which belonged to the tribe of Gad, see ( Numbers 21:32 ) ( Numbers 32:1 Numbers 32:3 Numbers 32:35 ) .

1 Kronieken 26:31 In-Context

29 Van de Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk in Israel, tot ambtlieden en tot rechters.
30 Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings.
31 Van de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke helden in Jaezer in Gilead.
32 En zijn broeders waren kloeke lieden, twee duizend en zevenhonderd hoofden der vaderen; en de koning David stelde hen over de Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam der Manassieten, tot alle zaken Gods en de zaken des konings.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.