1 Kronieken 28:1

1 Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held.

1 Kronieken 28:1 Meaning and Commentary

1 Chronicles 28:1

And David assembled all the princes of Israel, the princes
of the tribes
Whose names are given in ( 1 Chronicles 27:16-22 )

and the captains of the companies that ministered to the king by
course;
monthly, each having 24,000 men under him, whose names are expressed, ( 1 Chronicles 27:2-15 )

and the captains over the thousands;
of which there were twenty four in a course, at the head of each 1000, under the chief captain:

and captains over the hundreds:
centurions under the second captains:

and the stewards over all the substance and possession of the king,
and of his sons;
whose names may be read in ( 1 Chronicles 27:25-31 )

with the officers:
the courtiers:

and with the mighty men, and with all the valiant men;
both men of valour, and of wealth and riches: these David

assembled unto Jerusalem;
the metropolis of the kingdoms and where his court and palace were.

1 Kronieken 28:1 In-Context

1 Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held.
2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen.
3 Maar God heeft tot mij gezegd: Gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman, en gij hebt veel bloeds vergoten.
4 Nu heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans Israel.
5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele zonen gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel des koninkrijks des HEEREN over Israel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.