1 Kronieken 28:2

2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen.

1 Kronieken 28:2 Meaning and Commentary

1 Chronicles 28:2

Then David the king stood up upon his feet
Rose from the bed or couch on which he lay, as Kimchi thinks, being somewhat recovered of his paralytic disorder, and being willing to exert himself on this occasion; or he rose up from the seat or throne, on which he before sat, in honour to this august assembly before him, and that he might be the more easily heard; for which reason we are told F18 it was a custom with the ancients even for kings to stand up when they had a number of people about them they spoke to; and if anyone sat it was reckoned a new and strange thing; so Agamemnon, when wounded, did not speak sitting, until he had made an excuse for it:

and said, hear me, my brethren, and my people;
having something of moment and importance to say unto them, and which required their diligent attention; and though they were his subjects, he calls them his brethren, being of the same nation and religion, and to show his modesty and humility; in which he was a type of Christ, the King of kings, see ( Hebrews 2:11 )

as for me, I had it in my heart to build an house of rest for the ark
of the covenant of the Lord;
where it might abide, and not be removed from place to place; the same he had told Solomon, ( 1 Chronicles 22:7 )

and for the footstool of our God;
or "even for it", for the ark is meant, which is so called, ( Psalms 99:5 ) ( Psalms 132:7 Psalms 132:8 ) for as the Lord sat between the cherubim over the mercy seat, the lid of the ark, it was, speaking after the manner of men, a footstool to him:

and had made ready for the building;
prepared materials for it; see ( 1 Chronicles 22:4 1 Chronicles 22:14-16 ) ( 29:2-5 ) .


FOOTNOTES:

F18 Eustathius in Homer. Iliald. 1. p. 46. Vid, Iliad. 19. ver. 77, 79.

1 Kronieken 28:2 In-Context

1 Toen vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israel, de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden, en de oversten der honderden, en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken held.
2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen.
3 Maar God heeft tot mij gezegd: Gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman, en gij hebt veel bloeds vergoten.
4 Nu heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans Israel.
5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele zonen gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel des koninkrijks des HEEREN over Israel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.