1 Samuël 22:9

9 Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende te Nob, tot Achimelech, den zoon van Ahitub;

1 Samuël 22:9 Meaning and Commentary

1 Samuel 22:9

Then answered Doeg the Edomite
Josephus ^F4 calls him a Syrian, and so the Septuagint version; see ( 1 Samuel 21:7 ) ; being full of enmity to David, and willing to curry favour with Saul, and eager of further preferment, which Saul seemed to promise; and being more forward than the rest of his servants, prevented them and spoke first:

(which was set over the servants of Saul):
over his herdsmen; see ( 1 Samuel 21:7 ) ;

and said, I saw the son of Jesse coming to Nob to Ahimelech the son of
Ahitub;
in imitation of Saul, he calls David by way of contempt the son of Jesse; and signifies that what he had to say of him was not by report, but he himself was an eyewitness of his coming to Nob, a city of the priests, and to Ahimelech the high priest there, and of what passed between them.

---

FOOTNOTES:

F4 Antiqu. l. 6. c. 12. sect. 1, 4.

1 Samuël 22:9 In-Context

7 Toen zeide Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isai u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, en oversten van honderden stellen?

8 Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand voor mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.

9 Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende te Nob, tot Achimelech, den zoon van Ahitub;

10 Die den HEERE voor hem vraagde, en gaf hem teerkost; hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, den Filistijn.

11 Toen zond de koning heen, om den priester Achimelech, den zoon van Ahitub, te roepen, en zijns vaders ganse huis, de priesters, die te Nob waren; en zij kwamen allen tot den koning.