1 Samuël 30:15

15 Toen zeide David tot hem: Zoudt gij mij wel henen afleiden tot deze bende? Hij dan zeide: Zweer mij bij God, dat gij mij niet zult doden, en dat gij mij niet zult overleveren in de hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden.

1 Samuël 30:15 Meaning and Commentary

1 Samuel 30:15

And David said unto him, canst thou me down to this company?
&c.] That is, show him, or direct him where they were:

and he said, swear unto me by God;
the Targum is, by the Word of the Lord; but it is highly probable this man had no notion of Jehovah, and his Word, or of the true God; only that there was a God, and that an oath taken by him was solemn, sacred, and inviolable, and might be trusted to and depended on:

that thou wilt neither kill me;
for he found now he was in the hands of those whose city he had been concerned in plundering and burning, and so might fear his life was in danger:

nor deliver me into the hands of my master;
who had been a cruel one to him, and therefore would gladly be clear of him; and if he had nothing else against him, his late usage of him was sufficient to raise his resentment of him:

and I will bring thee down to this company;
or show him where they were, having heard them say where they would stop, and make merry, and divide their spoil; and perhaps his master might tell him they would be at such a place at such a time, where, if he was better, he might come to them; the Vulgate Latin version adds, "and David swore to him": which, though not expressed in the original text, was no doubt done by him; and the Syriac and Arabic versions begin ( 1 Samuel 30:16 ) thus, "when David had sworn to him".

1 Samuël 30:15 In-Context

13 Daarna zeide David tot hem: Wiens zijt gij? En van waar zijt gij? Toen zeide de Egyptische jongen: Ik ben de knecht van een Amalekietischen man, en mijn heer heeft mij verlaten, omdat ik voor drie dagen krank geworden ben.
14 Wij waren ingevallen tegen het zuiden van de Cherethieten, en op hetgeen van Juda is, en tegen het zuiden van Kaleb; en wij hebben Ziklag met vuur verbrand.
15 Toen zeide David tot hem: Zoudt gij mij wel henen afleiden tot deze bende? Hij dan zeide: Zweer mij bij God, dat gij mij niet zult doden, en dat gij mij niet zult overleveren in de hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden.
16 En hij leidde hem af, en ziet, zij lagen verstrooid over de ganse aarde, etende, en drinkende, en dansende, om al den groten buit, dien zij genomen hadden uit het land der Filistijnen, en uit het land van Juda.
17 En David sloeg hen van de schemering tot aan den avond van hunlieder anderen dag; en er ontkwam niet een man van hen, behalve vierhonderd jonge mannen, die op kemelen reden en vloden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.