1 Samuël 30:21

21 Als David tot de tweehonderd mannen kwam, die zo moede waren geweest, dat zij David niet hadden kunnen navolgen, en die zij aan de beek Besor hadden laten blijven, die gingen David tegemoet, en het volk, dat bij hem was, tegemoet; en David trad tot het volk, en hij vraagde hen naar den welstand.

1 Samuël 30:21 Meaning and Commentary

1 Samuel 30:21

And David came to the two hundred men
Left at the brook Besor:

who were so faint that they could not follow David;
or, as the Targum, were restrained from going over after him; either through faintness of spirits, and weakness of body, or through the order of David that they should not follow him; and which seems to receive some countenance from what follows:

whom they had made also to abide at the brook Besor;
to guard the passage there, and to tarry by and keep the stuff:

and they went forth to meet David, and to meet the people that [were]
with him;
to congratulate them upon the victory they had obtained, and to see and receive their wives and children, and what portion of the spoil might be divided to them:

and when David came near to the people, he saluted them;
asked them of their welfare, whether they were in better health, and recovered of their faintness and weakness, as it should seem they were, by their coming forth to meet him.

1 Samuël 30:21 In-Context

19 En onder hen werd niet gemist van den kleinste tot aan den grootste, en tot aan de zonen en dochteren; en van den buit, ook tot alles, wat zij van hen genomen hadden; David bracht het altemaal weder.
20 David nam ook al de schapen en de runderen; zij dreven ze voor datzelve vee heen, en zeiden: Dit is Davids buit.
21 Als David tot de tweehonderd mannen kwam, die zo moede waren geweest, dat zij David niet hadden kunnen navolgen, en die zij aan de beek Besor hadden laten blijven, die gingen David tegemoet, en het volk, dat bij hem was, tegemoet; en David trad tot het volk, en hij vraagde hen naar den welstand.
22 Toen antwoordde een ieder boos en Belials man onder de mannen, die met David getogen waren, en zij zeiden: Omdat zij met ons niet getogen zijn, zullen wij hun van den buit, dien wij gered hebben, niet geven, maar aan een iegelijk zijn vrouw en zijn kinderen; laat hen die heenleiden, en weggaan.
23 Maar David zeide: Alzo zult gij niet doen, mijn broeders, met hetgeen ons de HEERE gegeven heeft, en Hij heeft ons bewaard, en heeft de bende, die tegen ons kwam, in onze hand gegeven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.