1 Samuël 9:21

21 Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn geslacht is het niet het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?

1 Samuël 9:21 Meaning and Commentary

1 Samuel 9:21

And Saul answered and said, am not I a Benjamite
Or the son of Jemini, the name of one of his ancestors, see ( 1 Samuel 9:1 ) or rather, as the Targum, a son of the tribe of Benjamin:

of the smallest of the tribes of Israel?
having been greatly reduced, even to the number of six hundred men, by the fatal war between that tribe and the rest, on account of the Levite's concubine, and is called little Benjamin, ( Psalms 68:27 ) .

and my family the least of all the families of the tribe of Benjamin?
the smallest in number, had the least share of authority in the tribe, and of land and cattle, wealth and substance:

wherefore then speakest thou so to me?
Saul presently understood Samuel's meaning, that he should be chosen king of Israel, the affair of a king being at this time in everyone's mind and mouth; but could not believe that one of so small a tribe, and which sprung from the youngest son of Jacob, and of so mean a family, would be raised to such dignity, but that a person of great figure and character would be settled upon; and, therefore he took Samuel to be in joke, as Josephus


FOOTNOTES:

F13 says, and not in earnest.


F13 Antiqu. l. 6. c. 4. sect. 1.

1 Samuël 9:21 In-Context

19 En Samuel antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener; ga op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, en alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven.
20 Want de ezelinnen aangaande, die gij heden den derden dag verloren hebt, zet uw hart daarop niet, want zij zijn gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste, dat in Israel is? Is het niet van u, en van het ganse huis uws vaders?
21 Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van de kleinsten der stammen van Israel? en mijn geslacht is het niet het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?
22 Samuel dan nam Saul en zijn jongen, en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats aan het opperste der genodigden; die nu waren omtrent dertig man.
23 Toen zeide Samuel tot den kok: Lang dat stuk, hetwelk Ik u gegeven heb, waarvan ik tot u zeide: Zet het bij u weg.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.