2 Koningen 25:27

27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief.

2 Koningen 25:27 Meaning and Commentary

Ver. 27-30. And it came to pass in the thirty and seventh year
of the captivity of Jehoiachin king of Judah
Who must then be fifty five years of age:

in the twelfth month, on the twenty and seventh day of the month;
in ( Jeremiah 52:31 ) it is said to be the twenty fifth day; of the reason of which difference, (See Gill on Jeremiah 52:31):

that Evilmerodach king of Babylon;
who is supposed, by some F26", to be the same with Belshazzar, and his successor Neriglissar, the same with Darius the Mede in Daniel. From hence, to the end of the chapter, the same account is given of the kindness of this king to Jehoiachin, as in ( Jeremiah 52:31-34 ) . (See Gill on Jeremiah 52:31), (See Gill on Jeremiah 52:32), (See Gill on Jeremiah 52:33), (See Gill on Jeremiah 52:34).

Metasthenes F1 calls him Amilinus Evilmerodach, and says he reigned thirty years, and makes Belshazzar, or Baltassar, as he calls him, his third son.


FOOTNOTES:

F26 Vid. Lampe, Eccles. Hist. l. 1. c. 7. sect. 18.
F1 Ut supra. (De Judicio Temp. & Annal. Pers. fol. 221. 2.)

2 Koningen 25:27 In-Context

25 Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismael, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren.
26 Toen maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeen.
27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief.
28 En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren.
29 En hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.