2 Koningen 4:25

25 Alzo toog zij heen, en kwam tot den man Gods, tot den berg Karmel. En het geschiedde, als de man Gods haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen zeide: Zie, daar is de Sunamietische.

2 Koningen 4:25 Meaning and Commentary

2 Kings 4:25

So she went and came unto the man of God at Mount Carmel,
&c.] Where Elijah used to be, and where, perhaps, was a school of the prophets; this, according to Bunting F24, was sixteen miles from Shunem:

and it came to pass, when the man of God saw her afar off;
as he might from the eminence of the mountain:

that he said to Gehazi his servant, behold, yonder is that Shunammite;
that has so often and so hospitably entertained us at her house.


FOOTNOTES:

F24 Travels p. 207.

2 Koningen 4:25 In-Context

23 En hij zeide: Waarom gaat gij heden tot hem? Het is geen nieuwe maan, noch sabbat. En zij zeide: Het zal wel zijn.
24 Toen zadelde zij de ezelin, en zeide tot haar jongen: Drijf, en ga voort; houd mij niet op voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge.
25 Alzo toog zij heen, en kwam tot den man Gods, tot den berg Karmel. En het geschiedde, als de man Gods haar van tegenover zag, dat hij tot Gehazi, zijn jongen zeide: Zie, daar is de Sunamietische.
26 Nu loop toch haar tegemoet, en zeg tot haar: Is het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw kind? En zij zeide: Het is wel.
27 Toen zij nu tot den man Gods op den berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi trad toe, om haar af te stoten. Doch de man Gods zeide: Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor mij verborgen, en mij niet verkondigd.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.