2 Koningen 5:1

1 Naaman nu, de krijgsoverste van den koning van Syrie, was een groot man voor het aangezicht zijns heren, en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE den Syriers verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, doch melaats.

2 Koningen 5:1 Meaning and Commentary

2 Kings 5:1

Now Naaman, captain of the host of the king of Syria
The general of Benhadad's army; for he was now king of Syria, though some think Hazael his successor was:

was a great man with his master;
high in his favour and esteem:

and honourable;
not only acceptable to the king, and loaded with honours by him, but greatly respected by all ranks and degrees among the people:

because by him the Lord had given deliverance unto Syria;
out of the hands of their enemies, and victory over them, and particularly in the last battle with Israel, in which Ahab was slain, and, as the Jews suppose, by the hands of Naaman, (See Gill on 1 Kings 22:34) however, when any salvation was wrought, or victory obtained, even by Heathens, and by them over Israel, the people of God, it was of the Lord:

he was also a mighty man in valour;
a very courageous valiant man:

but he was a leper;
was stricken with the leprosy, which had deformed and disgraced his person, and weakened his strength, and dispirited him; all his grandeur and honour could not protect him from this loathsome disease.

2 Koningen 5:1 In-Context

1 Naaman nu, de krijgsoverste van den koning van Syrie, was een groot man voor het aangezicht zijns heren, en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE den Syriers verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, doch melaats.
2 En er waren benden uit Syrie getogen, en hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israel gevankelijk gebracht, die in den dienst der huisvrouw van Naaman was.
3 Deze zeide tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen.
4 Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, zeggende: Zo en zo heeft de jonge dochter gesproken, die uit het land van Israel is.
5 Toen zeide de koning van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten zilvers, en zes duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.