2 Kronieken 12:3

3 Met duizend en tweehonderd wagenen, en met zestig duizend ruiteren; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiers, Suchieten en Moren;

2 Kronieken 12:3 Meaning and Commentary

2 Chronicles 12:3

With twelve hundred chariots, and threescore thousand horsemen;
and the people were without number
The foot soldiers; their number, according to Josephus ^F8 was 400,000:

that came with him out of Egypt;
the above numerous army came from thence with him, which was famous for horses and chariots of war, see ( Exodus 14:7 Exodus 14:28 ) , what follow seem to have joined him after he came out of Egypt, or whom he subdued in his way; the Lubim or Lybians, inhabitants of Libya, a country near Egypt the same with the Lehabim; of whom see ( Genesis 10:13 ) ,

the Sukkiims;
who were either the Scenite Arabs, who dwelt in tents, as this word signifies; or the Troglodytes, according to the Septuagint and Vulgate Latin versions, who dwelt in dens and caves, in which sense the word "Succah" is sometimes used, ( Job 38:40 ) ( Psalms 10:9 ) and in their country was a town called Suchae, mentioned by Pliny ^F9; they inhabited near the Red sea; and if Shishak is the same with Sesostris, as is thought, these people were subdued by him, as Herodotus ^F11 and Strabo ^F12 testify:

and the Ethiopians;
some think these were the Cushite Arabs, and that Sesostris came into Arabia is testified by the above writers; though rather the proper Ethiopians are meant, since they are joined with the Lubim or Africans; and since, as Herodotus ^F13 says, he ruled over Ethiopia; and Diodorus Siculus ^F14 says he fought with them, and obliged them to pay him tribute.

---

FOOTNOTES:

F8 Antiqu. l. 8. c. 10. sect. 2.
F9 Nat. Hist. l. 6. c. 29.
F11 Euterpe, sive, l. 2. c. 102.
F12 Geograph. l. 16. p. 529.
F13 Ut supra, (Euterpe, sive, l. 2.) c. 110.
F14 Bibliothec. l. 1. p. 50.

2 Kronieken 12:3 In-Context

1 Het geschiedde nu, als Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet, en gans Israel met hem.

2 Daarom geschiedde het, in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden tegen den HEERE),

3 Met duizend en tweehonderd wagenen, en met zestig duizend ruiteren; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiers, Suchieten en Moren;

4 En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe.

5 Toen kwam Semaja, de profeet, tot Rehabeam en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten in de hand van Sisak.