2 Kronieken 19:4

4 Josafat nu woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit door het volk, van Ber-seba af tot het gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren tot den HEERE, hunner vaderen God.

2 Kronieken 19:4 Meaning and Commentary

2 Chronicles 19:4

And Jehoshaphat dwelt at Jerusalem
And went out no more to Samaria, nor concerned himself about the affairs of Israel, but attended to his own:

and he went out again through the people;
took a tour throughout his dominions now, in his own person, as before by his princes, with the priests and Levites:

from Beersheba to Mount Ephraim;
Beersheba was the southern boundary of the land of Judah, and Mount Ephraim lay to the north, and was the northern boundary of it since the division of the kingdom:

and brought them back to the Lord God of their fathers;
from idolatry to the pure worship of God, such who had relapsed since the first reformation, or had not been influenced by it.

2 Kronieken 19:4 In-Context

2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des HEEREN grote toornigheid.
3 Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden; want gij hebt de bossen uit het land weggedaan, en uw hart gericht om God te zoeken.
4 Josafat nu woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit door het volk, van Ber-seba af tot het gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren tot den HEERE, hunner vaderen God.
5 En hij stelde richters in het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad.
6 En hij zeide tot de richters: Ziet wat gij doet, want gij houdt het gericht niet den mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in de zaak van het gericht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.