2 Kronieken 28:9

9 Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt.

2 Kronieken 28:9 Meaning and Commentary

2 Chronicles 28:9

But a prophet of the Lord was there, whose name was Oded
Not the same that was in the time of Asa, ( 2 Chronicles 15:1 2 Chronicles 15:8 ) ,

and he went out before the host that came to Samaria;
that was coming thither; he went out of Samaria to meet them:

and said unto them, behold, because the Lord God of your fathers was
wroth with Judah, he hath delivered them into your hand;
he let them know it was not owing to their wisdom and conduct, their prowess and courage, that they had got the victory over them, but because the Lord was displeased with them for their sins, and therefore gave them up into their hands:

and ye have slain them in a rage that reaches up unto heaven;
that is, with an exceeding great rage and fury, and the cry of which reached to heaven also, and was displeasing to God; he suggests to them, that they had exceeded all bounds, and had not shown that compassion to their brethren, when fallen into their hands, they ought to have done, and which therefore was resented by the God of heaven, see ( Zechariah 1:15 ) .

2 Kronieken 28:9 In-Context

7 En Zichri, een geweldig man van Efraim, sloeg Maaseja, den zoon des konings, dood, en Azirkam, den huisoverste, mitsgaders Elkana, den tweede na den koning.
8 En de kinderen Israels voerden van hun broederen gevankelijk weg tweehonderd duizend, vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden ook veel roofs van hen; en zij brachten den roof te Samaria.
9 Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was Oded; die ging uit, het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: Ziet, door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt.
10 Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen; zijt gij het niet alleenlijk? Bij ulieden zijn schulden tegen den HEERE, uw God.
11 Nu dan, hoort mij, en brengt de gevangenen weder, die gij van uw broederen gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN toorn is over u.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.