2 Kronieken 34:4

4 En men brak voor zijn aangezicht af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden.

2 Kronieken 34:4 Meaning and Commentary

2 Chronicles 34:4

And they broke down the altars of Baalim in his presence
He not only ordered them to be broke down, but he went in person, and saw it done; these were the altars Manasseh had reared up to the idols; and though upon his humiliation he cast them out, they were rebuilt by Amon his son, see ( 2 Chronicles 33:3 2 Chronicles 33:15 2 Chronicles 33:22 ) ,

and the images that were above them he cut down;
sun images, as the word signifies; these Chamanim might be representatives of Cham or Ham, the son of Noah, the same with Jupiter Ammon; and there was another Heathen deity, Amanus, Strabo F23 speaks of, supposed to be the sun, (See Gill on Leviticus 26:30), these, as Jarchi says, were in the form of the sun, and were set above the altars, over against the sun, to whom worship was paid; though some think this respects not place, but time, and that these were images in times past; in the preceding age, as the Tigurine version:

and the groves, and the carved images and the molten images, he brake
in pieces;
ordered them to be broken; the groves were statues, or images in groves, and thereby distinguished from those made of wood, and were carved, and from those that were of molten metal, and were placed elsewhere:

and made dust of them, and strewed it upon the graves of them that
had sacrificed unto them,
see ( 2 Kings 23:6 ) .


FOOTNOTES:

F23 Geograph l. 11. p. 352.

2 Kronieken 34:4 In-Context

2 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen van zijn vader David, en week niet af ter rechter hand, noch ter linkerhand.
3 Want in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, begon hij den God zijns vaders Davids te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen.
4 En men brak voor zijn aangezicht af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden.
5 En de beenderen der priesteren verbrandde hij op hun altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem.
6 Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar woeste plaatsen rondom,
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.