2 Samuël 1:8

8 En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.

2 Samuël 1:8 Meaning and Commentary

2 Samuel 1:8

And he said unto me, who [art] thou?
&c.] Being willing to know whether a friend or an enemy, which by his coming behind him he could not tell:

and I answered him, I [am] an Amalekite:
which he might be; but it is not likely he should tell Saul he was, which would not recommend him to him; though indeed he was now in such circumstances, that the Amalekites had nothing to fear from him; and if he was slain by him, as Josephus F6 affirms he was, it seems to be a just retaliation on him for sparing any of that race, contrary to the will of God.


FOOTNOTES:

F6 Antiqu. l. 6. c. 14. sect. 7.

2 Samuël 1:8 In-Context

6 Toen zeide de jongen, die hem de boodschap bracht: Ik kwam bij geval op het gebergte van Gilboa; en ziet, Saul leunde op zijn spies; en ziet, de wagens en ritmeesters hielden dicht op hem.
7 Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik zeide: Zie, hier ben ik.
8 En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.
9 Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans in mij.
10 Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.