2 Samuël 13:18

18 Zij nu had een veelvervigen rok aan; want alzo werden des konings dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed; en zijn dienaar bracht haar uit tot buiten, en grendelde de deur achter haar toe.

2 Samuël 13:18 Meaning and Commentary

2 Samuel 13:18

And [she had] a garment of divers colours upon her
Of embroidered work, which made her the more observable, and her shame the more manifest. Whether this was interwoven with threads of various colours, or embroidered with figures of flowers, animals and wrought with the needle, or was painted with different colours, or made up of pieces of various colours, is not certain. (See Gill on Genesis 37:3); but according to Braunius F3 it was neither, and so the coat of Joseph, but was a garment with sleeves, reaching down to the ankles, and pieced at the borders with fringe; and, indeed, garments of flowers and various colours were such as in other nations, as in Athens, harlots wore F4 and not virgins, as follows:

for with such robes were the king's daughters [that were] virgins
apparelled;
which they wore to distinguish them both from common people, and from married persons of the same quality:

then the servants brought her out, and bolted the door after her;
laid hold on her, and brought her out by main force; thrust her out of doors, and turned the key upon her.


FOOTNOTES:

F3 De Vest. Sacerdot. Heb. l. 1. c. 17. sect. 21.
F4 Suidas in voce (etairan) .

2 Samuël 13:18 In-Context

16 Toen zeide zij tot hem: Er zijn geen oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan het andere, dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij wilde naar haar niet horen.
17 En hij riep zijn jongen, die hem diende, en zeide: Drijf nu deze van mij uit naar buiten, en grendel de deur achter haar toe.
18 Zij nu had een veelvervigen rok aan; want alzo werden des konings dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed; en zijn dienaar bracht haar uit tot buiten, en grendelde de deur achter haar toe.
19 Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde den veelvervigen rok, dien zij aanhad; en zij legde haar hand op haar hoofd, en ging vast henen en kreet.
20 En haar broeder Absalom zeide tot haar: Is uw broeder Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg stil, hij is uw broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef Thamar en was eenzaam in het huis van haar broeder Absalom.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.