Daniël 2:24

24 Daarom ging Daniel in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng mij in voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te kennen geven.

Daniël 2:24 Meaning and Commentary

Daniel 2:24

Therefore Daniel went in unto Arioch
Into his apartments at court, or wherever he was in quest of the wise men, of which Daniel had knowledge; this he did as soon as the secret was revealed to him, though not before he had given thanks to God: whom the king had ordained to destroy the wise men of Babylon;
this is a description of Arioch, from the office assigned him by King Nebuchadnezzar, who had appointed him to see this his will and pleasure accomplished: he went and said thus unto him, destroy not the wise men of Babylon:
that is, do not go on to destroy them, for some he had destroyed; this Daniel said, not from any special love he bore them, though some of them might have been his preceptors in the language and literature of the Chaldeans, and so he might have a natural affection for them, and indeed might say this out of common humanity; but this did not arise from any love he had to their wicked arts, which he abhorred, but from love of justice; for, however wicked these men might be, or however deserving of death on other accounts, yet not on this account, for not doing what was impossible for them to do: bring me in before the king, and I will show unto the king the
interpretation;
that is, of the dream, and that itself: by this it seems that Daniel, as yet, was not so well known at court, nor of so much esteem and authority there, as to go in to the king of himself, but needed one to introduce him; and which confirms what has been supposed on ( Daniel 2:16 ) .

Daniël 2:24 In-Context

22 Hij openbaart diepe en verborgen dingen; Hij weet, wat in het duister is, want het licht woont bij Hem.
23 Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven hebt, en mij nu bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben, want Gij hebt ons des konings zaak bekend gemaakt.
24 Daarom ging Daniel in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng mij in voor den koning, en ik zal den koning de uitlegging te kennen geven.
25 Toen bracht Arioch met haast Daniel in voor den koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die den koning de uitlegging zal bekend maken.
26 De koning antwoordde en zeide tot Daniel, wiens naam Beltsazar was: Zijt gij machtig mij bekend te maken den droom, dien ik gezien heb, en zijn uitlegging?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.