Daniël 5:18

18 Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven;

Daniël 5:18 Meaning and Commentary

Daniel 5:18

O thou king
"Hear" ^F20, O king; so Aben Ezra supplies it; what he was about to say first, in order to prepare him for the meaning of the handwriting, and the cause of it; or, "thou knowest", as Saadiah supplies it; namely, what follows: the most high God gave Nebuchadnezzar thy father a kingdom:
a very large one, which reached to the ends of the earth: this was not to be ascribed to his predecessor that left it to him; or to his victorious arms, which increased it; or to his idol gods, to whom he attributed it; but to the most high God, from whom promotion alone cometh; and who, being above all gods and kings, sets up, and pulls down, as he pleases; he gave him his large dominions: and majesty, and glory, and honour;
greatness among men; glory and honour from them, on account of the majesty of his person and kingdom; the victories he obtained, and the great things he did to make him famous while he lived, and to perpetuate his memory after death.

---

FOOTNOTES:

F20 So Pagninus, Munster.

Daniël 5:18 In-Context

16 Doch van u heb ik gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven, en knopen ontbinden; nu, indien gij dit schrift zult kunnen lezen, en deszelfs uitlegging mij bekend maken, gij zult met purper bekleed worden, met een gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in dit koninkrijk zijn.

17 Toen antwoordde Daniel, en zeide voor den koning: Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan een ander; ik zal nochtans het schrift voor den koning lezen, en de uitlegging zal ik hem bekend maken.

18 Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven;

19 En vanwege de grootheid, die Hij hem gegeven had, beefden en sidderden alle volken, natien en tongen voor hem; dien hij wilde, doodde hij, en dien hij wilde, behield hij in het leven, en dien hij wilde, verhoogde hij, en dien hij wilde, vernederde hij.

20 Maar toen zich zijn hart verhief, en zijn geest verstijfd werd ter hovaardij, werd hij van den troon zijns koninkrijks afgestoten, en men nam de eer van hem weg.