Deuteronomium 15:16

16 Maar het zal geschieden, als hij tot u zeggen zal: Ik zal niet van u uitgaan, omdat hij u en uw huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is;

Deuteronomium 15:16 Meaning and Commentary

Deuteronomy 15:16

And it shall be, if he say unto thee, I will not go away from
thee
Out of his house, nor quit his service:

because he loveth thee and thine house;
his master and his family, and so loath to leave them, but chooses rather to stay with them than have his liberty; hence the Jews say ^F11, if his master has not a wife and children, his ear is not to be bored:

because he is well with thee; lives well with him,
is well used by him, wants for nothing, and enjoys peace and quietness, and has everything to make him happy as such a state will admit of, and with the which he is well contented, and highly pleased. This is an emblem of the cheerful and constant obedience of the people of Christ to him their master, flowing from love to him; whom they love above all persons and things, with all their heart and soul, and his house also, the place of his worship, his ordinances, truths, ministers and children; and therefore choose to be where they are, finding that they are there well used, fare well, having bread enough and to spare, spiritual provisions in plenty; are well clothed with the righteousness of Christ, have the good company of the saints and excellent in the earth, in whom is all their delight; and, above all, the presence of their Lord and master, and the smiles of his countenance.

---

FOOTNOTES:

F11 Maimon. in Misn. Kiddushin, c. 1. sect. 2.

Deuteronomium 15:16 In-Context

14 Gij zult hem rijkelijk opleggen van uw kudde, en van uw dorsvloer, en van uw wijnpers; waarin u de HEERE, uw God, gezegend heeft, daarvan zult gij hem geven.

15 En gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat u de HEERE, uw God, verlost heeft; daarom gebiede ik u heden deze zake.

16 Maar het zal geschieden, als hij tot u zeggen zal: Ik zal niet van u uitgaan, omdat hij u en uw huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is;

17 Zo zult gij een priem nemen, en steken in zijn oor en in de deur, en hij zal eeuwiglijk uw dienstknecht zijn; en aan uw dienstmaagd zult gij ook alzo doen.

18 Het zal niet hard zijn in uw ogen, als gij hem vrij van u gaan laat; want als een dubbel-loons-dagloner heeft hij u zes jaren gediend; zo zal u de HEERE, uw God, zegenen in alles, wat gij doen zult.