Deuteronomium 23:25

25 Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet bewegen.

Deuteronomium 23:25 Meaning and Commentary

Deuteronomy 23:25

When thou comest into the standing corn of thy neighbour
Passest through it to go to some other place, the road lying through it, as it often does through standing corn; so Christ and his disciples are said to go through the corn, ( Matthew 12:1 ) ; but Jarchi says this Scripture speaks of a workman also, and so the Targum of Jonathan,

``when thou goest in to take thine hire according to work in thy neighbour's standing corn;''

but the other sense is best, and is confirmed and illustrated by the instance given, as well as best agrees with what follows:

then thou mayest pluck the ears with thine hand;
the ears of wheat, and rub them, to separate the grain from the husk or beard, and eat it, as did the disciples of Christ; ( Luke 6:1 ) ; to satisfy hunger: but thou shall not move a sickle unto thy neighbour's standing corn to cut it down and carry any of it off; which would have been an unjust thing.

Deuteronomium 23:25 In-Context

23 Wat uit uw lippen gaat, zult gij houden en doen; gelijk als gij den HEERE, uw God, een vrijwillig offer beloofd hebt, dat gij met uw mond gesproken hebt.
24 Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo zult gij druiven eten naar uw lust, tot uw verzadiging; maar in uw vat zult gij niets doen.
25 Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet bewegen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.