Deuteronomium 26:7

7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God onzer vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking.

Deuteronomium 26:7 Meaning and Commentary

Deuteronomy 26:7

And when we cried unto the Lord our God
As they did by reason of their hard bondage, ( Exodus 2:23 ) ;

and the Lord heard our voice, and looked upon our affliction, and our
labour, and our oppression;
with a look of pity and compassion, heard their cries, answered their petitions, and sent them a deliverer, ( Exodus 2:25 ) ( Exodus 3:7 Exodus 3:8 ) .

Deuteronomium 26:7 In-Context

5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syrier, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.
6 Doch de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op.
7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God onzer vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking.
8 En de HEERE voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen.
9 En Hij heeft ons gebracht tot deze plaats; en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende van melk en honig.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.