Deuteronomium 28:54

54 Aangaande den man, die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de huisvrouw zijns schoots, en tegen zijn overige zonen, die hij overgehouden zal hebben;

Deuteronomium 28:54 Meaning and Commentary

Deuteronomy 28:54

[So that] the man [that is] tender among you, and very
delicate
Not only the rustic that has been brought up meanly, and used to hard living; but one that has been bred very tenderly, and lived in a delicate manner, like the rich man in ( Luke 16:19 ) ; that fared sumptuously every day:

his eye shall be evil towards his brother, and towards the wife of his
bosom, and towards the remnant of his children which he shall leave;
that is, he shall begrudge his brother, who is so nearly related to him, the least bit of food; yea, his wife, he dearly loved, and is one flesh with him, his other self, and even his children, which are parts of himself, such of them as were left not eaten by him; or his eye should be evil upon then, he should look with an evil eye on them, determining within himself to kill and eat them next. Though the particular instance in which his eye would be evil to them follows, yet no doubt there are other instances in which his eye would be evil towards them, as there were at the siege of Jerusalem, and have been since. Josephus

---

FOOTNOTES:

F2 says,

``that in every house where there was any appearance of food (or anything that looked like it, that had the shadow of it) there was a battle; and the dearest friends fought with one another, snatching away from each other, the miserable supports of life;''

as the husband from his wife and children, and the wife from her husband and children; see more in ( Deuteronomy 28:56 ) ; and, in later times, we told by the Jewish historian ^F3, that wrote an account of their sufferings and distresses since their dispersion, that at Fez the Jews sold their children for slaves for bread.

F2 De Bello Jud. l. 6. c. 3. sect. 3.
F3 Shebet Judah, sive Hist. Jud. p. 326.

Deuteronomium 28:54 In-Context

52 En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge en vaste muren nedervallen, op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land, dat u de HEERE, uw God, gegeven heeft.

53 En gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochteren, die u de HEERE, uw God, gegeven zal hebben; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijanden u zullen benauwen

54 Aangaande den man, die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de huisvrouw zijns schoots, en tegen zijn overige zonen, die hij overgehouden zal hebben;

55 Dat hij niet aan een van die zal geven van het vlees zijner zonen, die hij eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen.

56 Aangaande de tedere en wellustige vrouw onder u, die niet verzocht heeft haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij zich wellustig en teder hield; haar oog zal kwaad zijn tegen den man haars schoots, en tegen haar zoon, en tegen haar dochter;