Deuteronomium 33:1

1 Dit nu is de zegen, met welken Mozes, de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, voor zijn dood.

Deuteronomium 33:1 Meaning and Commentary

Deuteronomy 33:1

And this is the blessing wherewith Moses the man of God
blessed the children of Israel before his death.
] Namely, what is related in the following verses, this being the general title to the chapter: Moses is called "the man of God", being raised up of God, and eminently qualified by him with girls for the work he was called unto, and by whom he was inspired to say what is after expressed: it is a title given to prophets, ( 1 Samuel 9:6-8 ) ; and so Onkelos here paraphrases it,

``Moses the prophet of the Lord,''

and Aben Ezra observes, that this is said to show that he blessed Israel by a spirit of prophecy, and which he did a little before his death, when very near it; and, as the same writer says, on the very day of his death.

Deuteronomium 33:1 In-Context

1 Dit nu is de zegen, met welken Mozes, de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, voor zijn dood.
2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir; Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen.
3 Immers bemint Hij de volken! Al zijn heiligen zijn in Uw hand; zij zullen in het midden tussen Uw voeten gezet worden; een ieder zal ontvangen van Uw woorden.
4 Mozes heeft ons de wet geboden, een erfenis van Jakobs gemeente;
5 En Hij was Koning in Jeschurun, als de hoofden des volks zich vergaderden, samen met de stammen Israels.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.