Deuteronomium 4:47

47 En zijn land in bezitting genomen hadden; daartoe het land van Og, koning van Bazan; twee koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen den opgang der zon;

Deuteronomium 4:47 Meaning and Commentary

Deuteronomy 4:47

And they possessed his land, and the land of Og king of
Bashan
Seized upon them, and took them as their own, and divided them for an inheritance among two of their tribes and half another:

two kings of the Amorites;
which is more than once observed, that it might be taken notice of that these were of the nations of the Canaanites Israel were to root out, and possess their land:

which were on this side Jordan, toward the sun rising;
which lands and kingdoms lay to the east of Jordan, on that side of it on which were the plains of Moab, where Moses and Israel now were.

Deuteronomium 4:47 In-Context

45 Dit zijn de getuigenissen, en de inzettingen, en de rechten, die Mozes sprak tot de kinderen Israels, als zij uit Egypte waren uitgetogen;
46 Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; welken Mozes sloeg, en de kinderen Israels, als zij uit Egypte waren uitgetogen,
47 En zijn land in bezitting genomen hadden; daartoe het land van Og, koning van Bazan; twee koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen den opgang der zon;
48 Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, tot aan den berg Sion, welke is Hermon;
49 En al het vlakke veld, aan deze zijde van de Jordaan, naar het oosten, tot aan de zee des vlakken velds, onder Asdoth-Pisga.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.