Deuteronomium 5:24

24 En zeidet: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien, en wij hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God met den mens spreekt, en dat hij levend blijft.

Deuteronomium 5:24 Meaning and Commentary

Deuteronomy 5:24

And ye said, behold, the Lord our God hath showed us his glory
and his greatness
In descending on Mount Sinai in the manner he did, and giving the law from thence with such solemnity; for there was a glory in the ministration of it, as the apostle argues ( 2 Corinthians 3:7-11 ) , it being delivered with so much majesty, and such a glorious apparatus attending it; see ( Deuteronomy 33:2 ) . Aben Ezra interprets this of the appearance of fire in which the Lord was, "and his greatness", of the thunders and lightnings, and the voice of the trumpet:

and we have heard his voice out of the midst of the fire;
the ten words, as the same interpreter rightly notes, which were vocally and audibly expressed out of the fire:

we have seen this day, that God doth talk with man, and he liveth;
they had proof of it in themselves; God had been talking with them out of the fire, and yet it did not reach and consume them, but they were still alive.

Deuteronomium 5:24 In-Context

22 Deze woorden sprak de HEERE tot uw ganse gemeente, op den berg, uit het midden des vuurs, der wolk en der donkerheid, met een grote stem, en deed daar niets toe; en Hij schreef ze op twee stenen tafelen, en gaf ze mij.
23 En het geschiedde, als gij die stem uit het midden der duisternis hoordet, en de berg van vuur brandde, zo naderdet gij tot mij, alle hoofden uwer stammen, en uw oudsten,
24 En zeidet: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien, en wij hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God met den mens spreekt, en dat hij levend blijft.
25 Maar nu, waarom zouden wij sterven? Want dit grote vuur zou ons verteren; indien wij voortvoeren de stem des HEEREN, onzes Gods, langer te horen, zo zouden wij sterven.
26 Want wie is er van alle vlees, die de stem des levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, en is levend gebleven?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.