Deuteronomium 6:13

13 Gij zult den HEERE, uw God, vrezen, en Hem dienen; en gij zult bij Zijn Naam zweren.

Deuteronomium 6:13 Meaning and Commentary

Deuteronomy 6:13

Thou shalt fear the Lord thy God, and serve him
Serve him through fear; not through slavish fear, a fear of hell and damnation; but through filial fear, a reverential affection for that God that had brought them out of a state of bondage into great and glorious liberty, out of Egypt into Canaan's land, out of a place of misery into a land of plenty; and therefore should fear the Lord and his goodness, and from such a fear of him serve him, in every part of worship, public and private, enjoined; this passage Christ refers to ( Matthew 4:10 )

and shalt swear by his name;
when they made a covenant with any, or were called to bear a testimony for the decision of any controversy which could not be otherwise finished; or whenever they took an oath on any account, which should never be taken rashly or on any trivial account, and much less falsely; it should be taken not in the name of any idol, or of any other but the true and living God; the Targum of Jonathan is,

``in the name of the Word of the Lord, in truth ye shall swear.''

Deuteronomium 6:13 In-Context

11 En huizen, vol van alle goeds, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, en gij gegeten hebt en verzadigd zijt;

12 Zo wacht u, dat gij den HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgevoerd.

13 Gij zult den HEERE, uw God, vrezen, en Hem dienen; en gij zult bij Zijn Naam zweren.

14 Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden der volken, die rondom u zijn.

15 Want de HEERE, uw God is een ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet ontsteke, en Hij u van den aardbodem verdelge.