Esther 7:8

8 Toen de koning wederkwam uit den hof van het paleis in het huis van den maaltijd des wijns, zo was Haman gevallen op het bed, waarop Esther was. Toen zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten bij mij in het huis? Het woord ging uit des konings mond, en zij bedekten Hamans aangezicht.

Esther 7:8 Meaning and Commentary

Esther 7:8

Then the king returned out of the palace garden into the place
of the banquet of wine
Being a little cooler, and more composed in his mind, see (See Gill on Esther 1:5)

and Haman was fallen upon the bed whereon Esther was;
not the bed she lay on to sleep in the night, (for it cannot be thought that it was a bedchamber in which the banquet was,) but on the bed or couch on which she sat or reclined at the banquet, as was the custom in the eastern countries; now, "by", or "near" this, as the word may be rendered, Haman fell down, even at the feet of the queen, begging for mercy; and some think he might embrace her feet or knees, as was the custom of the Greeks and Romans as they were supplicating ^F11; and so it seems to have been with the Jews, see ( 2 Kings 4:27 ) , and being in this posture, it might appear the more indecent, and give the king an opportunity to say as follows:

then said the king, will he force the queen also before me in the
house?,
that is, ravish her; not that he really thought so; it was not a time nor place for such an action; nor can it be thought that Haman, in such terror and confusion he was in, could be so disposed; and besides there were others present, as the next clause shows: but this he said, putting the worst construction on his actions, and plainly declaring his opinion of him, that he thought him a man capable of committing the vilest of crimes, and that his supplications were not to be regarded:

as the word went out of the king's mouth, they covered Haman's face;
the servants present, as a man unworthy to see the light; and they took what the king said to amount to a sentence of condemnation, and that it was his will he should die; and they covered his face, as condemned malefactors used to be; which was a custom among the Greeks and Romans, of which many instances may be given ^F12; though Aben Ezra says it was the custom of the kings of Persia, that their servants covered the face of him the king was angry with, that he might not see his face any more, which was well known in the Persian writings.

---

FOOTNOTES:

F11 "Genibusque suas" Claudian. de Raptu Proserpin l. 1. ver. 50. & Barthius in ib. Vid. Homer. Iliad. 21. l. 75. Plin. l. 1. Ep. 18.
F12 "Caput obnubito" Ciceron. Orat. 18. "pro Rabirio", Liv. Hist. l. 1. p. 15. Curt. Hist. l. 6. c. 11. Vid. Solerium de Pileo, sect. 2. p. 20. & Lipsii not. in lib. 1. c. 1. de Cruce, p. 203, 204.

Esther 7:8 In-Context

6 En Esther zeide: De man, de onderdrukker en vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman voor het aangezicht des konings en der koningin.

7 En de koning stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, en ging naar den hof van het paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin Esther, aangaande zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle besloten was.

8 Toen de koning wederkwam uit den hof van het paleis in het huis van den maaltijd des wijns, zo was Haman gevallen op het bed, waarop Esther was. Toen zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten bij mij in het huis? Het woord ging uit des konings mond, en zij bedekten Hamans aangezicht.

9 En Charbona, een van de kamerlingen, voor het aanschijn des konings staande, zeide: Ook zie, de galg, welke Haman gemaakt heeft voor Mordechai, die goed voor den koning gesproken heeft, staat bij Hamans huis, vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem daaraan.

10 Alzo hingen zij Haman aan de galg, die hij voor Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid des konings werd gestild.