Exodus 12:49

49 Enerlei wet zij voor de ingeborene, en den vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert.

Exodus 12:49 Meaning and Commentary

Exodus 12:49

One law shall be to him that is homeborn
A proper Israelite, one that is so by descent: and unto the stranger that sojourneth among you;
that becomes a proselyte to the true religion; these were both bound by the same law, and obliged to observe the same rites and ceremonies, and partook of the same ordinances, benefits, and privileges; this was a dawn of grace to the poor Gentiles, and presignified what would be in Gospel times, when they should be fellow citizens with the saints, and of the household of God, be fellow heirs of the same body, and partakers of the promises of Christ by the Gospel, ( Ephesians 2:19 ) ( Ephesians 3:5 Ephesians 3:6 ) .

Exodus 12:49 In-Context

47 De ganse vergadering van Israel zal het doen.
48 Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den HEERE het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde, en dan kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene zal daarvan eten.
49 Enerlei wet zij voor de ingeborene, en den vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert.
50 En alle kinderen Israels deden het; gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden zij.
51 En het geschiedde even ten zelfden dage, dat de HEERE de kinderen Israels uit Egypteland leidde, naar hun heiren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.