Exodus 27:3

3 Gij zult het ook potten maken, om zijn as te ontvangen, ook zijn schoffelen, en zijn besprengbekkens, en zijn krauwelen, en zijn koolpannen; al zijn gereedschap zult gij van koper maken.

Exodus 27:3 Meaning and Commentary

Exodus 27:3

And thou shall make his pans to receive his ashes
Not to receive them in as they fell, but to gather them up in, and carry them away; and this was done every morning about cockcrowing, not much sooner nor later ^F3:

and his shovels;
to throw up the ashes together to be put into the pans; Jarchi describes this vessel to be like the cover of a brass pot, with a handle to it; the same we call a fire shovel:

and his basins:
to receive the blood of the sacrifice, and out of which it was sprinkled, as the word signifies, and may be rendered sprinkling basins:

and his flesh hooks;
not such as were used to take flesh out of the pot, ( 1 Samuel 2:13 ) for there could be no use for such at the altar of burnt offering; but were, as Jarchi says, like hooks recurved, with which they struck into the flesh, and turned it upon the coals to hasten the burning of it; and with which very probably they kept the fire and the parts of the sacrifices in good order, until they were consumed:

and his fire pans; which were a kind of censers in which coals of fire
were taken off from the altar of burnt offering, and carried to the altar of incense, as Jarchi and Ben Gersom observe, see ( Leviticus 16:12 ) but as censers did not belong to the altar of burnt offering, but to the altar of incense, Fortunatus Scacchus ^F4 is of opinion, that these were a larger sort of vessels, wherein the fire which came down from heaven was kept burning while the altar and grate were cleansed from the coals and ashes, and when the altar was had from place to place:

all the vessels thereof thou shalt make of brass;
as being fittest for the use of this altar.

---

FOOTNOTES:

F3 Misn. Yoma, c. 1. sect. 8. & Maimon, in ib.
F4 Sacr. Elaeochrism. Myrothec. l. 2. c. 73. p. 676, 677.

Exodus 27:3 In-Context

1 Gij zult ook een altaar maken van sittimhout; vijf ellen zal de lengte zijn, en vijf ellen de breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte.

2 En gij zult zijn hoornen maken op zijn vier hoeken; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn, en gij zult het met koper overtrekken.

3 Gij zult het ook potten maken, om zijn as te ontvangen, ook zijn schoffelen, en zijn besprengbekkens, en zijn krauwelen, en zijn koolpannen; al zijn gereedschap zult gij van koper maken.

4 Gij zult het een rooster maken van koperen netwerk; en gij zult aan dat net vier koperen ringen maken aan zijn vier einden.

5 En gij zult het onder den omloop des altaars van beneden opleggen, alzo dat het net tot het midden des altaars zij.