Exodus 33:13

13 Nu dan, ik bidde, indien ik genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten, en ik zal U kennen, opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is!

Exodus 33:13 Meaning and Commentary

Exodus 33:13

Now therefore, I pray thee, if I have found grace in thy
sight
Which he said, not as doubting whether he had or not, but as taking it for granted he had, and so argues from it, and improves his interest in it, in his pleading with God:

shew me now thy way:
either the way which he himself would take, the way of his providence in bringing the children of Israel into the land of Canaan; or the way he would have him take, the way of his duty, how he would have him behave in conducting them thither; unless he means the Messiah, Christ, the way to the heavenly Canaan, to whom he seems greatly to have respect in the following part of this chapter:

that I may know thee, that I may find grace in thy sight;
by which he might have a further evidence of his being acceptable to God, and having a share in his good will; as well as he would better know in what way grace is communicated, Christ being the way both of access into the grace of God, and of acceptance with him, and of the communication of grace from him:

and consider that this nation [is] thy people;
though they had sinned against him in the manner they had done, they were a people he had chosen above all people to be his; he had made a covenant with them, and was their covenant God; he had redeemed them out of Egypt, and had called them from thence, and had wrought a great salvation for them, and had bestowed many peculiar favours upon them; and though for this their gross idolatry and sad apostasy from him they were unworthy of the relation, and he had thought fit not to call them his people, but the people, or the people of Moses, yet they still were his people, and he entreats he would consider the relation they stood in to him, and show mercy to them.

Exodus 33:13 In-Context

11 En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weder tot het leger; doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent.
12 En Mozes zeide tot den HEERE: Zie, Gij zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij zult zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook: Gij hebt genade gevonden in Mijn ogen!
13 Nu dan, ik bidde, indien ik genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten, en ik zal U kennen, opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is!
14 Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?
15 Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.