Exodus 6:8

8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid.

Exodus 6:8 Meaning and Commentary

Exodus 6:8

And I will bring you in unto the land
The land of Canaan: concerning the which I did swear;
or lift up my hand F1, which was a gesture used in swearing, ( Genesis 14:22 ) to give it to Abraham, to Isaac, and to Jacob;
see ( Exodus 6:4 ) : and I will give it you for an heritage;
to be possessed as an inheritance by them, so long as they were obedient to his will, or until the Messiah came: I am the Lord;
whose counsels of old are faithfulness and truth; whose promises are yea and amen; whose gifts and calling are without repentance; and who is able also to perform whatever he has said he will do.


FOOTNOTES:

F1 (ydy ta ytavn) "levavi manum meam", Pagninus, Montanus, Munster.

Exodus 6:8 In-Context

6 En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.
7 En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!
8 En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid.
9 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
10 Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken late.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.