Ezechiël 21:15

15 Ik heb de punt des zwaards gezet tegen al hun poorten, opdat het hart versmelte, en de aanstoten vermenigvuldigen; ach, het is toegemaakt, opdat het glinstere, het is ingewonden om te slachten.

Ezechiël 21:15 Meaning and Commentary

Ezekiel 21:15

I have set the point of the sword against all their gates,
&c.] The word rendered "point" is nowhere else used, and is differently translated: by some the "fear" of the sword ^F26, as Menachem and Kimchi; by others the "cry" of the sword, or of those that are slain with it, as Jarchi; and the Targum paraphrases it,

``those that slay with the sword:''

some, as both Jarchi and Kimchi, observe, by an inversion of the letters of the alphabet, called "athbash", render it, the "slaughter" of the sword; and De Dieu and Dr. Castel, from the use of the word in the Ethiopic language, the "destruction" of it, or, the power of it. The meaning is, that the enemy, with their swords drawn, should be placed at every gate of the city of Jerusalem, or of their houses, pointed towards them; which would be very terrible, and sore destruction to them. That their hearts may faint;
seeing nothing but death before their eyes, and no way to escape it: and their ruins be multiplied;
of their families, and of their houses. Ah! it is made bright;
to terrify the more, as in ( Ezekiel 21:10 ) , appearing as a flaming sword, and so causing fear; the prophet expresses his sorrow and concern for it. The Targum is,

``woe! the sword is drawn out to kill.''

It is wrapped up for slaughter;
in its sheath or scabbard, that it might not rust or be blunted, it being furbished and brightened; but this seems contrary to its being drawn out of its sheath, as in ( Ezekiel 21:3 Ezekiel 21:5 ) . Kimchi renders it, therefore, "sharpened", as in ( Ezekiel 21:10 ) and so the Targum,

``it is sharpened to destroy;''

the more easily and speedily.

---

FOOTNOTES:

F26 (brx txba) "terrorem gladii", Munster, Pagninus, Montanus.

Ezechiël 21:15 In-Context

13 Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE.

14 Daarom gij, mensenkind, profeteer, en sla hand tegen hand; want het zwaard zal verdubbeld worden ten derden male, het is het zwaard dergenen, die verslagen zullen worden; het is het zwaard der groten, die verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste kameren indringen zal.

15 Ik heb de punt des zwaards gezet tegen al hun poorten, opdat het hart versmelte, en de aanstoten vermenigvuldigen; ach, het is toegemaakt, opdat het glinstere, het is ingewonden om te slachten.

16 Houd u bijeen, o zwaard! keer u rechtsom, schik u, keer u linksom, waarhenen uw aangezicht gesteld is.

17 En Ik Zelf zal ook Mijn hand tegen Mijn hand slaan, en Mijn grimmigheid doen rusten; Ik, de HEERE, heb het gesproken.