Ezechiël 32:30

30 Daar zijn de geweldigen van het Noorden, zij allen, en alle Sidoniers, die met de verslagenen zijn nedergedaald, beschaamd zijnde vanwege hun schrik, die uit hun macht voortkwam, en zij liggen onbesneden bij de verslagenen van het zwaard, en dragen hun schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald.

Ezechiël 32:30 Meaning and Commentary

Ezekiel 32:30

There be the princes of the north
. The kings of Babylon, according to Kimchi, which lay north of Judea; or the princes of Syria, Damascus, and Tyre, especially the latter, which commonly goes along with Zidon, being near it, as follows: and all the Zidonians.
The Vulgate Latin version renders it, "and all the hunters"; but wrongly; as also the Septuagint and Arabic versions, which read the princes or soldiers of Assyria. The Zidonians or inhabitants of Zidon are meant as the Targum; a famous maritime city, as Tyre also was, in Phoenicia: which are gone down with the slain;
into the grave, being conquered and destroyed by Nebuchadnezzar; see ( Ezekiel 28:21-23 ) : with their terror they are ashamed of their might,
the number and strength of their armies, the valour and courage of their soldiers, and the fortifications of their cities, in which they trusted, and of which they boasted; but yet could not preserve them from ruin: and they lie uncircumcised with them that be slain by the sword;
in common with other profane and wicked persons that have fallen by the sword as they have done: and bear their shame with them that go down to the pit;
(See Gill on Ezekiel 32:24).

Ezechiël 32:30 In-Context

28 Gij ook zult verbroken worden in het midden der onbesnedenen, en zult liggen met de verslagenen van het zwaard.
29 Daar is Edom, haar koningen en al haar vorsten, die met hunlieder macht gelegd zijn bij de verslagenen van het zwaard; diezelve liggen met de onbesnedenen en met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald.
30 Daar zijn de geweldigen van het Noorden, zij allen, en alle Sidoniers, die met de verslagenen zijn nedergedaald, beschaamd zijnde vanwege hun schrik, die uit hun macht voortkwam, en zij liggen onbesneden bij de verslagenen van het zwaard, en dragen hun schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald.
31 Farao zal henlieden zien, en zich troosten over zijn ganse menigte; de verslagenen van het zwaard van Farao en zijn ganse heir, spreekt de Heere HEERE.
32 Want Ik heb ook Mijn schrik gegeven in het land der levenden; dies zal hij gelegd worden in het midden der onbesnedenen bij de verslagenen van het zwaard, Farao en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.