Ezechiël 40:20

20 Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat derzelver lengte en derzelver breedte.

Ezechiël 40:20 Meaning and Commentary

Ezekiel 40:20

And the gate of the outward court that looked toward the
north
Or the north gate of this building: having finished the dimensions of the eastern gate, those of the north gate are taken: he measured the length thereof, and the breadth thereof;
as he had the eastern gate, and which were the same; and so of the south gate, ( Ezekiel 40:24 ) , which denotes the uniformity in religion in the latter day, in the way of entrance into the churches, and in doctrine, discipline, worship, and ordinances.

Ezechiël 40:20 In-Context

18 Het plaveisel nu was aan de zijde van de poorten, tegenover de lengte van de poorten; dit was het benedenste plaveisel.
19 En hij mat de breedte, van het voorste deel der benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van buiten, honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts.
20 Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat derzelver lengte en derzelver breedte.
21 En haar kamertjes, drie van deze en drie van gene zijde; en haar posten en haar voorhuizen waren naar de maat der eerste poort; vijftig ellen haar lengte, en de breedte van vijf en twintig ellen.
22 En haar vensters, en haar voorhuizen, en haar palmbomen, waren naar de maat der poort, die den weg naar het oosten zag; en men ging daarin op met zeven trappen, en haar voorhuizen waren voor aan dezelve.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.