Ezechiël 7:4

4 En Mijn oog zal u niet verschonen, en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben.

Ezechiël 7:4 Meaning and Commentary

Ezekiel 7:4

And mine eye shall not spare thee, neither will I have pity,
&c.] Though the punishment will be heavy, and the lamentation will be great; see ( Ezekiel 5:11 ) ; but I will recompense thy ways upon thee;
the evil of punishment for the evil of sin, the righteous demerit of their actions: and thine abominations shall be in the midst of thee;
not taken away, unatoned for, and indeed not repented of. The Targum is,

``and the punishment of thine abominations shall be in the midst of thee:''
and ye shall know that I [am] the Lord;
to whom vengeance belongs; who takes notice of sinful actions, and punishes for them; to whom appertain the perfections of omniscience, omnipotence, and punitive justice.

Ezechiël 7:4 In-Context

2 Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van het land Israels: Het einde is er, het einde is gekomen over de vier hoeken des lands.
3 Nu is het einde over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en Ik zal u richten naar uw wegen, en Ik zal op u brengen al uw gruwelen.
4 En Mijn oog zal u niet verschonen, en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben.
5 Zo zegt de Heere HEERE: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen;
6 Een einde is er gekomen, dat einde is gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.