Ezechiël 8:8

8 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur.

Ezechiël 8:8 Meaning and Commentary

Ezekiel 8:8

Then said he unto me, son of man, dig now in the wall
And so make the hole larger; that he might have a fuller view of what was to be seen within the wall: and when I had digged in the wall, behold a door;
an opening, by which he could go into the cell or chamber, and take a full view of what was to be seen there. All this was visionary, for in reality the prophet did not dig, nor could he, not having anything to dig with; but so things appeared to his mind in the vision: first a little hole, by which he could discern there was a room; then, by making use of some means, a large door appeared, at which there was an entrance into it.

Ezechiël 8:8 In-Context

6 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote gruwelen, die het huis Israels hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen zien.
7 Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand.
8 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur.
9 Toen zeide Hij tot mij: Ga in, en zie de boze gruwelen, die zij hier doen.
10 Zo ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis van kruipende dieren en verfoeilijke beesten, en van alle drekgoden van het huis Israels, geheel rondom aan den wand gemaald.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.