Ezra 3:11

11 En zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN.

Ezra 3:11 Meaning and Commentary

Ezra 3:11

And they sang together by course
They sang by turns in responses, and answered one another, as the word signifies; when one company had performed their part, another took theirs:

in praising and giving thanks to the Lord;
for returning them to their own land, and giving them opportunity, ability, and will, to set about the rebuilding of the temple of the Lord, and restoring the pure worship of God;

because he is good, for his mercy endureth for ever towards Israel;
which words are often repeated in ( Psalms 136:1-26 ) and which might be the psalm the Levites now sung by responses:

and all the people shouted with a great shout when they praised the
Lord;
to express their joy, in the best manner they could, on this solemn occasion:

because the foundation of the house of the Lord was laid;
which gave them hope the temple in due time would be rebuilt, and the service of it restored; see ( Job 38:6 Job 38:7 ) .

Ezra 3:11 In-Context

9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.
10 Als nu de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling van David, den koning van Israel.
11 En zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN.
12 Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde.
13 Zodat het volk niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde, van de stem des geweens van het volk; want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.