Ezra 3:10

10 Als nu de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling van David, den koning van Israel.

Ezra 3:10 Meaning and Commentary

Ezra 3:10

And when the builders laid the foundation of the temple of
the Lord
The masons, whose work it was, ( Ezra 3:7 )

they set the priests in their apparel with trumpets;
these were set in a proper place by the prince and the high priest, in their priestly garments, with trumpets in their hands to blow with, as the foundation was laying:

and the Levites the sons of Asaph, with cymbals to praise the Lord,
after the ordinance of David king of Israel;
these were instruments of brass, and made a tinkling sound, and were by the order of David; and the persons that made use of them; and the songs of praise they were played upon unto; all by his appointment, as well as harps and psalteries, which might now be used, though not expressed; see ( 1 Chronicles 15:16 ) ( 25:1 ) . So the Messenians, when the walls of their city were raised by Epaminondas, and their houses and temples erected, attended it with sacrifices and prayer, and with piping and singing F2.


FOOTNOTES:

F2 Pausan. Messenica, sive, l. 4. p. 368.

Ezra 3:10 In-Context

8 In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis.
9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.
10 Als nu de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling van David, den koning van Israel.
11 En zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN.
12 Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.