Ezra 3:8

8 In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis.

Ezra 3:8 Meaning and Commentary

Ezra 3:8

Now in the second year of their coming unto the house of God
at Jerusalem
The place where it formerly stood; the Jews seem to have set out from Babylon, in the spring of the preceding year, as it was now of this; which to Jerusalem was a journey of about four months, as Ezra performed it, ( Ezra 7:9 ) , but might take up longer time for such a body of people to do it in, being larger than that with him; wherefore, after they had visited their respective cities, and settled their affairs there, they came to Jerusalem on the seventh month, or September, and kept the feast of tabernacles, and then they returned to their cities again, the winter season being an improper time to begin the building of the temple; having given money to workmen to purchase materials with, and no doubt left a sufficient number to clear away the rubbish, and get things ready by the returning spring to set about the work:

in the second month;
the mouth Ijar, as Jarchi observes, answering to part of April and May, having, as may be supposed, kept the passover the month before:

began Zerubbabel the son of Shealtiel, and Jeshua the son of Jozadak:
the prince, and the high priest:

and the remnant of their brethren, the priests and Levites, and all
they that were come out of the captivity unto Jerusalem;
whose names and numbers are given in the preceding chapter:

and appointed the Levites from twenty years old and upwards to set
forward the work of the house of the Lord;
to put men to work upon it, and direct them what to do, and urge them to attend closely to it; ever since David's time the Levites were employed at twenty years of age, when before not till thirty, or twenty five; see ( 1 Chronicles 23:24 ) .

Ezra 3:8 In-Context

6 Van den eersten dag af der zevende maand begonnen zij den HEERE brandofferen te offeren; doch de grond van den tempel des HEEREN was niet gelegd.
7 Zo gaven zij geld aan de houwers en werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers en aan de Tyriers, om cederenhout van den Libanon te brengen aan de zee naar Jafo, naar de vergunning van Kores, koning van Perzie, aan hen.
8 In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis.
9 Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.
10 Als nu de bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar de instelling van David, den koning van Israel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.