Ezra 5:2

2 Toen maakten zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden.

Ezra 5:2 Meaning and Commentary

Ezra 5:26

And it shall be forgiven all the congregation of the children
of Israel
Which is repeated for the certainty of it, and for the sake of what follows:

and the stranger that sojourneth among them;
the proselyte of righteousness; so the blessing of pardon, through the propitiatory sacrifice of Christ, comes upon believing Gentiles as well as Jews, ( Romans 4:9 ) ( 1 John 2:2 ) ;

seeing all the people [were] in ignorance;
both the congregation of Israel and the stranger; (See Gill on Numbers 15:25).

Ezra 5:2 In-Context

1 Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den naam Gods van Israel profeteerden zij tot hen.
2 Toen maakten zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden.
3 Te dier tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen, en dezen muur te voltrekken?
4 Toen zeiden wij aldus tot hen, en welke de namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden.
5 Doch het oog huns Gods was over de oudsten der Joden, dat zij hun niet beletten, totdat de zaak aan Darius kwam, en zij alsdan daarover een brief wederbrachten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.