Ezra 9:11

11 Die Gij geboden hadt door den dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen, waarmede zij dat vervuild hebben, van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinigheid.

Ezra 9:11 Meaning and Commentary

Ezra 9:11

Which thou hast commanded by thy servants the prophets
Moses, and Joshua, and others, see ( Deuteronomy 7:3 ) ( Joshua 23:12 ) ( Judges 2:2 )

saying, the land, unto which ye go to possess it;
meaning the land of Canaan:

is an unclean land with the filthiness of the people of the lands,
with their abominations, which have filled it from one end to another
with their uncleanness;
which is to be understood not of their idolatries only, but of their incestuous marriages, and impure copulations, on which account the Lord spewed out the old inhabitants of it; for which reason the Jews ought to have been careful not to have defiled it again by similar practices; see ( Leviticus 18:1-30 ) .

Ezra 9:11 In-Context

9 Want wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar Hij heeft weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzie, dat Hij ons een weinig levens gave, om het huis onzes Gods te verhogen, en de woestigheden van hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem.
10 En nu, wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten,
11 Die Gij geboden hadt door den dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen, waarmede zij dat vervuild hebben, van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinigheid.
12 Zo zult gij nu uw dochteren niet geven aan hun zonen, en hun dochteren niet nemen voor uw zonen, en zult hun vrede en hun best niet zoeken, tot in eeuwigheid; opdat gij sterk wordt, en het goede des lands eet, en uw kinderen doet erven tot in eeuwigheid.
13 En na alles, wat over ons gekomen is, om onze boze werken, en om onze grote schuld, omdat Gij, o onze God! belet hebt, dat wij niet te onder zijn vanwege onze ongerechtigheid, en hebt ons een ontkoming gegeven, als deze is;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.