Genesis 39:8

8 Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren: Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven.

Genesis 39:8 Meaning and Commentary

Genesis 39:8

But he refused, and said unto his master's wife
Reasoning with her about the evil nature of the crime she tempted him to, which to commit would be ingratitude, as well as injury to his master, and a sin against God; by which it appears that Joseph was a partaker of the grace of God, and that this was in strong exercise at this time, by which he was preserved from the temptation he was beset with: behold, my master wotteth not what [is] with me in the house;
what goods or money are in it: and he hath committed all that he hath to my hand:
such confidence did he repose in him, wherefore to do such an injury to him as to commit adultery with his wife, would be making a sad return, and acting a most ungrateful part for such favour shown him.

Genesis 39:8 In-Context

6 En hij liet alles, wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij met hem van geen ding kennis had, behalve van het brood, dat hij at. En Jozef was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
7 En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: lig bij mij!
8 Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren: Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven.
9 Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft voor mij niets onthouden, dan u, daarin dat gij zijn huisvrouw zijt; hoe zoude ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God!
10 En het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar te zijn;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.